Avondconcert
NTR

Nicolas van Poucke over recitals: 'Ik hoop dit nog decennia te doen'

foto: Maarten Kools
  1. Klassiekchevron right
  2. Nicolas van Poucke over recitals: 'Ik hoop dit nog decennia te doen'

Met een recital waarin hij tegendraads eerst Debussy speelt en daarna pas Mozart keert pianist Nicolas van Poucke terug in het Concertgebouw van Amsterdam. Aan het Avondconcert vertelt hij over zijn liefde voor het solorecital als concertvorm. “Het is de meest individuele uitingsvorm die ik heb.”

Het is een concertvorm waar hij zich steeds meer op toelegt, vertelt Nicolas van Poucke in de week voorafgaand aan zijn recital in de Kleine Zaal. Natuurlijk, hij speelt ook graag kamermuziek, maar in een solorecital komt hij pas echt goed tot zijn recht. Dan is hij helemaal aan zichzelf overgeleverd.

Het solorecital als concertvorm ontstond in de 19e eeuw toen Franz Liszt door hemzelf samengestelde programma’s ging spelen zonder andere musici. Het idee sloeg aan en steeds meer musici begonnen in hun eentje op te treden.

Waarom is het recital zo’n succesvolle formule?

“Als pianist mag ik een programma maken, en daar kan ik alle kanten mee op. De ene keer speel ik werken die erg van elkaar verschillen, de andere keer hou ik het bij één componist. Ik kan kiezen om de grote sonates te spelen, of juist virtuoze kleine werken. Dat zijn allemaal keuzes die meespelen in wat ik wil vertellen aan het publiek. Voor mijn komende recital heb ik geprobeerd om echt een ideale luisterervaring samen te stellen, een gebalanceerde reis door Franse muziek waarin je allerlei verschillende dingen hoort.”

Wat doet Mozart in zo’n programma?

“Hij schreef zijn Sonate KV.310 in Parijs.”

Om deze inhoud te tonen moet je toestemming geven voor social media cookies.

Zo simpel kan het zijn?

“Ja. Maar let op, Mozart staat op een bijzondere plek in het programma. Vaak zie je in recitals een opbouw waarbij muziek van Bach, Scarlatti of Mozart aan het begin staat, alsof het een opwarmertje is voor de rest. Ik zet de sonate van Mozart juist op een zwaar moment in het programma, als laatste stuk voor de pauze. Dat kan prima, zeker zijn latere werken zijn volwaardige concertstukken.”

Hoe kwam je eigenlijk op het idee om zo’n traditionele volgorde om te gooien?

“Dat idee ontstond eigenlijk per toeval toen ik een keer speelde met violist Mathieu van Bellen. We speelden een programma met Mozart en Debussy. Uit praktische overwegingen speelden we toen eerst de Vioolsonatevan Debussy. Die is voor viool enorm lastig en zo hadden we die vast achter de rug. Maar wat bleek, het werkte ook heel goed om Mozart pas na Debussy te spelen. Het was echt een wonderlijke ervaring. Bizar haast, om vanuit al die heletoons- en pentatonische toonladders ineens terecht te komen in de klassieke klank van Mozart.”

Hoe krijg je het publiek mee in die verwondering?

“Dat is het mysterieuze gedeelte van pianist zijn. Om te beginnen moet mijn muzikale betoog heel helder en krachtig zijn. Ik probeer iets te zeggen als ik de stukken uitvoer. Neem Prélude, chorale et fugue van César Franck dat ik in het Concertgebouw ga spelen. Dat is bij hem niet zomaar uit zijn pen gerold, hij wilde daar iets mee uitdrukken. Iets wat hij niet in woorden kon vatten, anders had hij het wel opgeschreven. Het is aan mij om te ontdekken wat hij bedoelde en dat te vertellen aan het publiek. De sfeer van dat stuk is als een religieuze extase, dus die moet ik tot leven wekken.”

Om deze inhoud te tonen moet je toestemming geven voor social media cookies.

Is dat de kern van jouw bestaan als musicus, de vertaalslag maken van componist naar publiek?

“Je moet niet vergeten dat de componist eigenlijk ook al iets onbereikbaars probeerde te bereiken. De componist, de uitvoerende, het publiek, we proberen allemaal bij dat ene mysterieuze, onbenoembare iets te komen wat ons optilt. Voor mij als uitvoerende komt er een hoop creativiteit bij kijken, want je kunt niet gewoon doen wat er staat. Het is niet gewoon het recept opvolgen van de componist.”

Zou je je kunnen voorstellen dat je ooit stopt met optreden?

“Nou, ik hoop wel dat ik ermee stop als ik het niet meer goed kan.”

Voordat het gênant wordt?

“Ja, precies. Ik hoop dat ik genoeg mensen om mij heen heb die me zeggen dat ik maar beter kan stoppen. Maar ik hoop dat dat punt niet, of niet al te snel, komt. Gelukkig zijn er veel pianisten die nog tot op heel hoge leeftijd heel erg goed spelen, of zelfs blijven groeien. Ik hoop dit nog decennia te blijven doen.”

Je kunt ook net als Glenn Gould gewoon opnames gaan maken. Zoeken naar de ideale omstandigheden. Geen kuchend publiek…

“Nee, nee, nee! Het is mij juist te doen om dat heilige moment waarop je samen met mensen de muziek beleeft. Ik zie mijzelf eerder geen opnames meer maken dan geen concerten meer geven.”

Ster advertentie
Ster advertentie