Componist Jan-Peter de Graaff: 'Wat ik mooi vind, schaaf ik met ieder stuk weer wat bij'
- Klassiek
- Componist Jan-Peter de Graaff: 'Wat ik mooi vind, schaaf ik met ieder stuk weer wat bij'
Componist Jan-Peter de Graaff is een drukbezet man. Binnen een maand gingen er weer twee werken van hem in première. Beide zijn ook in het Avondconcert te horen. De redactie sprak hem tussen alle bedrijven door over zijn werk.
Wie met componist Jan-Peter de Graaff spreekt over muziek en het componistenvak, loopt het risico op extra huiswerk. In een gesprek van een klein uur loopt de informatiedichtheid soms zo hoog op dat de aantekeningen van de redacteur van puntsgewijze steekwoorden gaandeweg steeds meer uiteenvallen in onleesbaar steno. Namen van componisten om later nog eens op te zoeken, stromingen om nog even op terug te komen en natuurkundige concepten.
Het idee was om elkaar te spreken over klankkleur. Dit naar aanleiding van de gedeelde interesse in de manier waarop klank een rol speelt in composities. En – ook niet onbelangrijk – binnen één maand heeft De Graaff weer twee premières afgestreept. Tijdens festival Dag in de Branding zijn Concert voor saxofoonkwartet en orkest en tijdens November Music een monumentaal koorwerk, Effugium/Dies Irae. En ook zijn Concert voor Luthéal en orkest ligt nog vers in het geheugen van menig bezoeker van de NTR ZaterdagMatinee.
Beluister hier de uitzending met de première van zijn Concert voor saxofoonkwartet en orkest.
Avondconcert
We trappen af met een basale vraag: waar hebben we het eigenlijk over als we klankkleur bedoelen?
“Dan moeten we eigenlijk eerst vaststellen wat een klank is”, doceert De Graaff. “In mijn definitie is een klank een geluid waarvan je de herkomst kent. Stel dat iemand een vuurpijl afsteekt, dan is die knal de klank van die vuurpijl. Of neem de klank van een auto, daarmee bedoel ik iets anders dan het geluid van een auto. Het geluid is de verzameling klanken die een auto produceert, maar met de klank maak je het meteen specifieker: de klank van een autodeur, de klank van een uitlaat.”
“Klankkleur gaat vervolgens over datgene wat een klank definieert. Hoe weet je nou dat de ene klank door het ene instrument wordt geproduceerd, en de andere klank door een ander instrument?”
Het antwoord op die vraag schuilt in de opbouw van boventonen. Wanneer een instrument een bepaalde noot speelt, gaat de lucht in de frequentie van die toon trillen. Maar niet alleen die precieze frequentie klinkt, er klinken ook allerlei hogere frequenties mee die in een bepaalde verhouding staan tot die grondtoon: boventonen. De grondtoon en de meeklinkende boventonen vormen samen de specifieke klank van een instrument.
Geen beelden, maar sfeer
Voor wie na dit stukje natuurkunde dreigt af te haken heeft geluk, De Graaff weet ons terug te leiden naar het pad van de muziek. “Als componist schilder ik met al die verschillende klanken. Mijn vertrekpunt daarbij is overigens niet een beeld, maar eerder een sfeer. Ik ben op zoek naar combinaties die een samenklank creëren die ik graag wil horen. Dat kan de pure instrumentklank zijn, bijvoorbeeld een groep strijkers, maar ik kan ook instrumenten samen laten spelen die verschillende klankkleuren hebben waardoor iets nieuws ontstaat.”
“En ik kan ervoor kiezen om met akkoorden kleuren te maken, maar het kan ook extremer: met slechts één toon, gespeeld door verschillende instrumenten. Door die op elkaar te stapelen, klinken allerlei extra verschillende boventonen en zo ontstaat er weer een nieuwe klankkleur.”
Spectralisten
Deze techniek werd in de jaren 70 tot een muziekstroming verheven door de spectralisten. Zij onderzochten geluid met wiskundige analyse en aan de hand van visuele (computer)weergaves van klank, om daar vervolgens mee aan de slag te gaan en bijzondere klankkleuren te creëren.
De Graaff noemt de Franse componist Gérard Grisey in dat kader als voorbeeld. Grisey was een van de pioniers van de spectrale muziekbeweging. “Zijn werk Partiels is beroemd geworden als een van de eerste stukken waarin klankkleur echt centraal staat als compositiemiddel. In het stuk laat hij de klank van de instrumenten langzaam overgaan in wat hij noemt noise – ruis.”
En daarnaast speelt Grisey aan het eind van zijn stuk ook met de verwachting van het publiek. Musici pakken hun instrumenten al in, rommelen met hun bladmuziek. En een slagwerker beweegt zijn handen met daarin twee bekkens uit elkaar, steeds verder, totdat hij niet nog meer naar achteren kan. En dan eindigt het stuk. Zonder de kletterende bekkenslag die iedereen verwacht.
Om deze inhoud te tonen moet je toestemming geven voor social media cookies.
“Toch waren de spectralisten lang niet de eersten die zich met klankkleur bezighielden”, nuanceert De Graaff snel. “De eerste componist die het over kleur had, was Jean Philippe Rameau. Dan zitten we toch een aantal eeuwen eerder. Hij schreef over instrumentatie en hij was er als de kippen bij om nieuwe ontdekkingen een plek te geven in zijn muziek. Ten tijde van zijn laatste opera Les boreades was de klarinet net uitgevonden, dus die kreeg meteen een plekje. En zo hoor je ineens een klarinet in Franse barokmuziek!”
Zulke verrassende elementen kun je ook horen in de muziek van De Graaff zelf. Hij schreef een Concert voor luthéal en orkest, waarin de klank van de concertvleugel dankzij een mechaniek (de luthéal) kan veranderen tot de klank van een luit of klavecimbel. Eigenlijk juist terug naar de klank van de barok vanuit zijn hedendaagse muziek. De succesvolle première was vorig seizoen in de NTR ZaterdagMatinee.
NTR ZaterdagMatinee - Canellakis, Minnaar, Sjostakovitsj en De Graaff
“Ik vind het leuk om instrumenten muziek te laten spelen die je niet in eerste instantie verwacht, dan krijg je een heel interessant spanningsveld. Neem een solowerk voor slagwerk waarin de slagwerker alleen maar heel zacht mag spelen. Dan heb je meteen spanning. Zeker als je dat op een grote trom doet, dan is de neiging om heel hard te gaan beuken juist erg groot.”
Om zijn sfeerideeën kracht bij te zetten in de partituur, geeft De Graaff daar aanwijzingen zonder daar per se de klassieke Italiaanse aanduidingen voor te gebruiken. “Nou ja, zo af en toe iets, maar meestal zet ik daar dan wat bij. Een regieaanwijzing. Het punt is: eigentijdse muziek wordt vaak lelijk gespeeld. Het draaide voor componisten te lang om exact spelen, precies gelijk, precies zuiver. De abstracte klank had prioriteit over de intentie. Na de Tweede Wereldoorlog werd eigen expressie door sommige componisten namelijk gezien als gevaarlijk. Ze wilden daarom hun muziek zuiveren van alle persoonlijke emoties, denk aan componisten als Pierre Boulez. Deze modernisten hebben een hele generatie componisten opgeleid met dat ideaal. Maar wat ik het liefste wil is gewoon mooie muziek maken. En wat ik mooi vind, daar heb ik mijn eigen definitie van en die schaaf ik met ieder nieuw stuk dat ik schrijf weer wat bij.”
Om deze inhoud te tonen moet je toestemming geven voor social media cookies.