Voor het eerst een Matthäus zingen bij het USKO
- Klassiek
- Voor het eerst een Matthäus zingen bij het USKO
Ieder jaar trekt Bachminnend Nederland in de dagen voor Pasen en masse de concertzalen en kerken in voor een uitvoering van de geliefde Matthäus-Passion. Hoe groot die traditie ook is, ieder jaar zijn er mensen die er voor het eerst bij zijn, ook onder de uitvoerende musici. Het Avondconcert ging langs bij een repetitie van de zingende helft van het Utrechts Studenten Koor en Orkest (USKO) en ontmoette zo’n first timer.
Mensen met instrumentkoffers op hun rug lopen in en uit bij cultuurcentrum Parnassus in Utrecht op donderdagavond. In de hal praten twee violisten met elkaar, terwijl een derde zich uit de voeten maakt om nog te gaan hockeyen. Vanuit de gang klinkt zowel een virtuoze fluitétude als een lome saxofoonsolo. Het is iets na zevenen. Spitsuur voor studerend en musicerend Utrecht.
Silas Witmond, de koorcommissaris van het UTKO, staat wat altviool te spelen in kamer 024, de muziekzaal. Qua sfeer is het er net een gymzaal, met tl-balken aan het plafond en genoeg ruimte voor een potje trefbal. De limonade die hij als welkomstdrankje aanbiedt, werkt wat dat betreft sfeerverhogend. “Traditie”, legt hij uit. “Dit drinken we in de pauze.” Het materiaalhok in de hoek achter hem verraadt de ware aard van de zaal. Met een flightcase voor een contrabas als blikvanger is duidelijk dat hier muziek wordt gemaakt. En er zijn meer instrumenten te vinden, waaronder zelfs een grote trom. Verder natuurlijk lessenaars, stoelen. En hé, toch een bal? “Van de buitenschoolse opvang”, denkt Witmond.
Het Utrechts Studenten Koor en Orkest (USKO) voert cyclusgewijs de Matthäus-Passion, de Johannes-Passion en de Hohe Messe van Johann Sebastian Bach uit. Deze cyclus, ingeluid door oprichter Hans Brandts Buys in de beginjaren, en de passie voor Bach vormen het hart van het USKO. Optredens vinden plaats in Utrecht, Amsterdam en omgeving.
In een deken gewikkeld staat er ook een klavecimbel, niet geheel onbelangrijk als er een Matthäus op het programma staat, maar dat instrument blijft vanavond in de hoek staan. Een stuk of vijftig stoelen staan in een halve cirkel rond een vleugel opgesteld. Een correpetitor speelt daarop vanavond in haar eentje de complete ensemblepartij, terwijl de zangers van het USKO met dirigent Stijn Berkouwer een complete doorloop van de Matthäus doen.
Ik kende de Matthäus-Passion nog niet. Ik had er nog geen noot van geluisterd.
“Ik kende de Matthäus-Passion nog niet”, valt Witmond maar met de deur in huis. “Natuurlijk wel als fenomeen, maar ik had er tot we begonnen aan de voorbereiding nog geen noot van geluisterd. Als koor zingen we vaak de stem van het boze Joodse volk. In het begin vond ik het jammer, want ik zou liever over iets moois zingen, zoals bijvoorbeeld in de Hohe Messe die we het jaar hiervoor hebben gezongen. Toch is het ook wel fijn om lekker hard te zingen. Tegelijkertijd geniet ik ervan om naar alle kleine dingen te luisteren die er in de muziek nog meer gebeuren. De wisselwerking tussen de partijen, een hobo die iets roept, iemand anders die antwoordt. Ik vind de Matthäus overigens wel erg lang om te luisteren vanuit het publiek. Ik heb het idee dat hij vooral heel vet is als je hem zelf zingt.”
foto: Rachel Pouwer
Het is tegen achten als de rest van het koor binnendruppelt en stipt om acht uur snelt dirigent Berkouwer naar zijn plek vooraan. “Ga maar even cirkels draaien”, roept hij. De groep begint als één organisme met de armen te draaien. “Armen rekken!” Ze strekken de armen ten hemel. Schouders worden gedraaid, gezichten worden gemasseerd en dan volgen ook de eerste toonladders als warming up.
“We zingen vandaag de hele Matthäus als voorbereiding op de generale repetitie van volgende week”, zegt Berkouwer. “Maar voor we beginnen gaan we eerst het opstaan en weer zitten oefenen.” Hij meent het serieus, blijkt als hij het koor vervolgens een paar keer laat opstaan en weer laat gaan zitten. “Kijk naar degene voor je op de eerste rij, die moet niet te snel en ook niet te langzaam gaan staan. We doen het nog een keer.” Het hele koor staat op, nu in één beweging. “Dat ging goed”, stelt Berkouwer tevreden vast, “ik hoorde maar één flesje water vallen.” Prompt laat iemand, al dan niet expres, nog een flesje omvallen.
Om deze inhoud te tonen moet je toestemming geven voor social media cookies.
De sfeer is nog losjes, maar dat verandert als de correpetitor de openingsmaten van de Matthäus inzet. Partituren gaan open, sommige voorzien van talloze plakkertjes en markeringen, hier en daar eentje die nog gloednieuw lijkt. Witmond haalt de zijne uit een stapel in blauw boodschappenmandje, het boekwerk is gekaft met de poster van een oud concertprogramma. Overal in de muziekzaal zweven inmiddels de noten van Bach voor de neuzen van de zangers. Op de achterste rijen staan de wat kleinere koorleden op hun stoel om de bewegingen van dirigent Berkouwer goed te kunnen volgen.
Geconcentreerd wachten de zangers nu op de naderende inzet. Witmond staat centraal achterin bij de tenoren en houdt zijn partituur ver voor zich uit, alsof hij de muziek wil aanbieden aan iemand die voor hem staat. Met de puls van zijn arm dirigeert Berkouwer de laatste maat van de instrumentale introductie en dan zet het koor vol overgave in.