Isabella Leonarda
- Componisten
- Isabella Leonarda
Isabella Leonarda (1620-1704) was een non in vroegmodern Italië en schreef muziek op kerkteksten, maar ook op eigen teksten en zelfs instrumentale stukken. Ze werd door zowel kenners in haar eigen tijd als latere luisteraars geroemd.
Muziekcultuur van katholiek Italië in de Barok
Toen in de jaren '80 van de twintigste eeuw onderzoekers vrouwelijke componisten gingen onderzoeken, werden ze al snel gegrepen door het imposante oeuvre van Leonarda, en de muziekcultuur waarin zij werkte. Want hoewel Leonarda zeker opvallend is door de productiviteit en kwaliteit van haar werk, is zij niet de enige vrouw die in die tijd in Italië componeerde. In Leonarda’s tijd waren kloosters zeer muzikaal: er was vaak een orgel met een professionele organist (vaak een vrouw) en de nonnen zongen in een koor. De nonnen werden dan ook vaak muzikaal opgeleid naast hun religieuze vorming.
De muzikale opleiding van Leonarda
Leonarda kreeg waarschijnlijk orgellessen van Elisabeth Casata. Haar eerste composities werden gepubliceerd in boeken van Gaspare Casati, de maestro di capella van de kathedraal van Novara, wat lijkt te suggereren dat ze ook compositie studeerde bij hem. Na haar studie werd zelf ook de magistra musicae (muzieklerares) van het klooster en gaf ze les aan de nonnen. De vioolpartijen in haar werken zijn zo geschreven dat het zeer waarschijnlijk is dat ze zelf viool speelde en daardoor het instrument door en door kende, en briljante partijen kon schrijven. Leonarda werd dus ondergedompeld in muziek, in ieder geval vanaf het moment dat ze toetrad in het klooster, maar waarschijnlijk ook al daarvoor.
De aanbidding van God door muziek
De muziek die Leonarda schreef was bedoeld om opgevoerd te worden in deze wereld van muzikaal onderlegde nonnen en anderen die verbonden waren aan de kerk. Dit was een wereld waar muzikale schoonheid een middel was om God te aanbidden. Het is dan ook geen wonder dat haar werk op waarde werd geschat door haar directe omgeving en door bewonderaars buiten haar kennissenkring.
Het oeuvre van Leonarda
Leonarda was bijzonder productief en veel van haar werken zijn bewaard gebleven. Er zijn ruim 200 werken van haar bekend. Leonarda schreef naast muziek op religieuze teksten ook instrumentale muziek. Zo is haar Sonata Duodecima de eerste instrumentale sonate geschreven door een vrouw. Leonarda’s muziek drukt haar toewijding aan God en de heilige maagd Maria uit. Al haar muziek had een opdracht aan de Maagd Maria naast eventuele andere personen aan wie het stuk werd opgedragen.
Om deze inhoud te tonen moet je toestemming geven voor social media cookies.
Bezielde en bezielende muziek
Daarnaast verwerkte ze ook de persoonlijke ervaring van haar geloof in de muziek. Zo zette Leonarda de vaste delen van de mis op muziek, waar ze in het credo een enthousiaste en vreugdevolle beleving van haar geloof laat horen: de regel ‘Crucifixus etiam pro nobis’ begint langzaam en treurig als het woord crucifixus wordt gezongen (‘hij werd gekruisigd’), maar ‘etiam pro nobis’ (‘voor ons’) is vreugdevol en in de muziek wordt aangeduid dat dit spiritoso wordt gezongen (‘met bezieling’). Zo reflecteert de zang de vreugde van de gelovigen als ze zich herinneren dat Christus voor hen is gestorven. De muziek illustreert zo belangrijke aspecten van Leonarda’s geloof. Vergelijkbaar is de opening van Surge, o felix anima (‘Stijg op, o gelukkig ziel’), dat opent met een duizelingwekkende stijging op het woord surge (‘stijg op’). De melodie is virtuoos en geornamenteerd, en tegelijkertijd zeer betekenisvol, bijna verhalend.
Om deze inhoud te tonen moet je toestemming geven voor social media cookies.
Leonarda's leven in het klooster
Leonarda trad in 1636 toe tot het klooster waar ze de rest van haar leven zou wonen. Dit was bijna een eeuw na het Concilie van Trent (wat eigenlijk een serie kleinere concilies was en duurde van 1545 tot 1563). Het Concilie van Trent had als doel de macht van de Katholieke kerk over haar gelovigen te vergroten en te voorkomen dat meer katholieken protestants zouden worden. Eén van de maatregelen die hier werd getroffen was dat kloosters aangescherpte regels kregen: er was minder contact mogelijk met de buitenwereld, en de nonnen waren afhankelijker van kerkelijke autoriteit (de aartsbisschoppen) dan van de wereldse macht (hun familie en het lokale bestuur).
Het effect van het Concilie van Trent was dat de nonnen minder contact hadden met de buitenwereld dan ze de eeuwen daarvoor hadden. Ze hadden ook plotseling minder macht over hun eigen kloosters. Zelfs hun muziekkeuzes hadden plotseling sterke politieke betekenis: de muziek die gezongen werd door de nonnen moest goed gekeurd worden door de aartsbisschop. Zo waren er bijvoorbeeld bisschoppen die polyfonie verboden omdat ze het immoreel vonden. Leonarda had hierdoor minder vrijheid dan andere nonnen die haar voor gingen. Echter, ze was actief op een moment dat muziek met vrouwenstemmen bijzonder populair was en er dus veel aandacht was voor haar werk. In 1580 had Alfonso d’Este een ensemble bestaande uitsluitend uit vrouwelijke zangers gesticht: het concerto delle donne. Vanaf dit moment kwam er meer aandacht voor virtuoze muziek voor vrouwenstemmen.
Er is hier een zeker spanningsveld dat niet te vermijden is: de nonnen waren sinds het Concilie van Trent strikt opgesloten in de clausuur van hun kloosters, en werden geacht alle wereldse zaken te mijden. Tegelijkertijd produceerden ze een zinnenstrelende muziek die niet alleen in de mode was, maar ook geassocieerd werd met vrouwelijke lichamen, datgene wat juist beteugeld moest worden in het klooster. Deze tegenstelling was ook waarom de bisschoppen soms streng optraden tegen de verkeerde muziek, maar het was een tegenstelling die niet fataal was voor de muziekproductie.
Gewijde schoonheid
De muziek van de nonnen was én een genot voor de zintuigen, én een manier om de toewijding van de nonnen aan God uit te drukken. In muziek komt het wereldse en het aardse samen, en Leonarda wist dat verbluffend te vangen. Haar succes bestond ondanks haar omgeving die creatieve en muzikale expressie van vrouwen wantrouwde, en tegelijkertijd dankzij diezelfde omgeving, die muzikale schoonheid verhief tot uiting van vroomheid.
In kloosters in de zeventiende eeuw traden de nonnen vaak op achter een afscheiding. Ze waren zo niet zichtbaar, maar hun zang was wel hoorbaar voor de gelovigen. Hun stemmen waren zo een etherische aanwezigheid, slechts vluchtig aanwezig, zonder dat de vrouwen merkbaar fysiek aanwezig waren. De stemmen vulden de kerk, en vervulden de luisteraars met vervoering – voor God, of voor de muziek. Leonarda doet dat nog steeds, haar oeuvre blijft een etherische aanwezigheid die lang doorklinkt na haar dood.
Gerelateerde podcast
Nooit van gehoord?!