Het gesprek - Florian Myjer (24 februari 2022)
- Fragmenten
- Het gesprek - Florian Myjer (24 februari 2022)
Annemieke Bosman spreekt met Florian Myjer over schrijver Édouard Louis.
Performer Florian Myjer (Nederland, 1992) is een unieke stem in het performancelandschap. In zijn werk viert de verbeelding hoogtij en staan non-conformiteit en de zoektocht naar identiteit centraal. Met een rijke taal en sterke beelden beproeft hij de waarde van intimiteit en verbinding. Zich verliezend in onmogelijke verlangens, fantaserend over een glorieuze wereld-die-zou-kunnen-zijn bouwt Myjer fijnzinnige spiegelpaleizen waarin beschaving en schoonheid om voorrang vechten met hardheid en het slijk der menselijke ziel.
Florian Myjer maakte eerder een lofrede op de Franse schrijver Édouard Louis. Deze sprak hij in het bijzijn van Louis uit op 25 september 2021 tijdens het Internationaal Literatuur Festival Utrecht. De tekst staat hier onder.
'Het is het najaar van 2014 en ik zit in mijn tweede jaar op de toneelacademie in Maastricht. We krijgen les in het maken van een solo. Daar leren we van de docent dat kunst allereerst universeel moet zijn. Dat zoveel mogelijk mensen zich ermee moeten kunnen verbinden. Om dat te bereiken is er ook een handleiding: we dienen het groots aan te pakken, think big wordt constant gezegd, en we dienen universele thema’s te behandelen als de dood en de liefde.
Tegen de docent zeg ik dat ik misschien wel iets wil maken over mijn jeugd. De docent antwoord: waarom zou je iets over jouw leven willen vertellen? Dat wordt privé en particulier. Niemand zal zich daarmee kunnen verbinden. Als je iets uit te zoeken hebt, zoek dat dan op je kamertje uit. Of bij de therapeut.
Ik knik bevestigend, zeg dat ik het begrijp en zet me aan mijn opdracht.
Toevalligerwijs ben ik aan het begin van dat blok in boekhandel de Tribune in Maastricht op een zojuist verschenen boek gestuit: Weg Met Eddy Belleguele, van Édouard Louis. En zoals je dat soms hebt met bepaalde boeken, voelde ik, zonder ook maar de achterflap te hebben bekeken, dat ik het moest lezen.
Thuis zet ik me aan mijn opdracht, probeer het over grootse thema’s te hebben en een universeel personage te creëren en ondertussen lees ik voor het slapengaan in Weg Met Eddy Belleguele, en ik zie dat Édouard alles doet wat mijn docent mij heeft verboden: hij is radicaal persoonlijk, eerlijk en kwetsbaar.
Vanaf dan begint zich de aanzet van een zin, een mantra, in mijn hoofd te vormen:
Radicaal persoonlijk, eerlijk en kwetsbaar.
Radicaal persoonlijk, eerlijk en kwetsbaar.
Ik heb wel vaker in mijn leven in mijn hoofd mantra’s afgespeeld, net als Édouard. Maar deze is anders dan die andere mantra’s. Al zal ik de waarde van deze mantra in z’n volle omvang pas een jaar later begrijpen.
Door daar op mijn kamertje Weg Met Eddy Belleguele te lezen, merk ik dat Édouard autobiografisch schrijft. Édouard schrijft altijd autobiografisch. En juist doordat hij extreem persoonlijk is, zijn eigen leven, zijn verleden, zo specifiek en gedetailleerd mogelijk onder de loep neemt, gebeurt er iets magisch, als in een scheikundige formule: extreem persoonlijk staat gelijk aan extreem universeel.
Alle ijdelheid gaat overboord. Iedere terughoudendheid wordt aan de kant gezet. Niemand, inclusief hemzelf, ontziet het.
In de natuurkunde kunnen we oneindig uitzoomen, maar we kunnen ook oneindig inzoomen, op ons lichaam, ons bloed, onze binnenwereld. En Édouard doet precies dat. Oneindig inzoomen. En door dat te doen, door gedecideerd en op volle snelheid die beweging te maken, hyperpersoonlijk te worden, wordt zijn verhaal mijn verhaal. Raakt het en ontstaat er de mogelijkheid tot verbinding. Hoe persoonlijker, hoe universeler.
Ik zet me weer aan mijn schoolopdracht, maar het boek lonkt, dus ik lees verder.
Ik merk ook dat Édouard in zijn werk radicaal eerlijk is. Keer op keer zoekt hij naar de waarheid, de werkelijkheid. Omdat hij weet dat niets meer revolutionair is dan de werkelijkheid. Door de werkelijkheid te beschrijven zoals die is, wordt dat gezien wat voorheen onzichtbaar was. Édouard laat me zien dat er werkelijkheden en mensen zijn die worden genegeerd of waarvan ik niet wist dat ze bestonden, maar die ik nu nooit meer kan ontkennen.
Eerlijkheid lijkt in het geval van Édouard een levenshouding, die tot een nieuw literair procédé heeft geleid. In de vier boeken die hij tot nu toe in Nederland heeft gepubliceerd, vertelt Édouard op het eerste gezicht steeds hetzelfde verhaal: zijn jeugd, zijn familie, zijn strijd tegen ongelijkheid en geweld.
Maar in ieder boek plaatst hij dit verhaal in een nieuw kader. De eerlijkheid brengt hem ertoe om nieuw verkregen inzichten toe te passen op het verhaal dat we deels al kennen, om letterlijk anekdotes te herzien die in een eerder boek zwart op wit stonden. Hij durft op zichzelf terug te komen. En op die manier kan hij de perceptie van het verleden, en misschien ook wel het verleden zelf, veranderen. En zo kan het dat de daders opeens slachtoffers worden, en weer daders, en weer slachtoffers, tot de werkelijkheid zich in al zijn tegenstrijdigheid aan ons openbaart.
En zo leer ik om ook eerlijk te zijn en te blijven kijken, te herzien. Om te blijven zoeken naar nieuwe standpunten, naar de waarheid. Zijn verhalen leren mij om empathie te hebben voor de mens in al zijn tegenstrijdigheden, maar ook voor mezelf. Dat ik mijn oordeel mag veranderen. Of nee, veranderen is niet het goede woord, dat ik de meerstemmigheid in mezelf mag toelaten. Dat iets én én kan zijn. Dat die rijkdom mijn beeld van de wereld alleen maar completer maakt en de enige weg is naar meer compassie voor elkaar, naar meer gelijkheid, naar de waarheid. Door Édouard Louis te lezen word ik empathischer. Zijn boeken zijn een katalysator voor empathie.
Ook merk ik daar op mijn kamertje dat Édouard in zijn werk de kwetsbaarheid van de mens toont, maar zich ook kwetsbaar opstelt. De kanten en verhalen van zichzelf die andere mensen aan het daglicht onttrekken, nooit zouden durven tonen, laat hij zien. En in dat proces begeleidt hij mij naar de moeder der kwetsbare gevoelens, de schaamte. De levendigste herinneringen van een leven zijn altijd die van de schaamte, zo zegt Édouard. En terwijl ik die zin lees voel ik een schok van herkenning door mijn lichaam gaan. Édouard laat me de vernietigende gevolgen zien van levens die beheerst worden door schaamte. Hoe dat leidt tot zelfhaat en geweld.
En tegelijkertijd toont Édouard mij dat het vooral systemen zijn die verantwoordelijk zijn voor kwetsbaarheid. Dat het systemen zijn die leiden tot individuele schaamte. Dat macht vaak niets anders is dan een systeem dat dwingt tot schamen en liegen. Dat we deze systemen moeten veranderen. Dat kan alleen door middel van revolutie, en iedereen voert revolutie op zijn eigen manier. Édouard door middel van schrijven.
Dit alles, deze hele wereld die zich onder mijn mantra bevindt, of in ieder geval de kiem van dit alles, begint daar te dagen op mijn zolderkamertje in Maastricht. Ik proef daar voor het eerst van die stem, die taal, die verhalen. Ergens diep vanbinnen weet ik dat ik niet meer terug kan. Dat ik niet anders kan dan precies in die geest, die radicaal persoonlijke, eerlijke en kwetsbare geest, willen werken en leven.
Maar wat mijn kennismaking met het werk van Édouard Louis in zijn volledigheid teweeg brengt, merk ik pas een jaar later.
Een jaar nadat ik Weg met Eddy Belleguele heb gelezen, maak ik in mijn derde jaar op de toneelschool een solo met de titel Een hertje, beschadigd. Als concept heb ik mijn basisschooldocenten telefonisch en incognito geïnterviewd over mijzelf. Ze hebben geen idee dat ze daadwerkelijk met mij spreken, ik doe me voor als een journalist van de Theaterkrant die een artikel schrijft over de up and coming jonge theatermaker Florian Myjer. Wanneer ik de juffen interview, beginnen ze enthousiast stuk voor stuk direct te vertellen dat ik zo’n verwijfd jongetje was. Dat het vanaf het moment dat ik het klaslokaal binnenliep duidelijk was dat ik homo was. Maar dat ik daar zelf totaal geen problemen mee had, dat ik waarschijnlijk heel vroeg uit de kast ben gekomen.
Het tegendeel is waar: mijn hele jeugd en puberteit worstel ik met mijn geaardheid, wil ik alles behalve homo zijn. Rond mijn negentiende durf ik voor het eerst te zeggen dat het wellicht zo zou kunnen zijn dat ik op mannen val.
Tot de avond voor de première worstel ik met de solo. Ik heb de audiofragmenten met de interviews met de juffen, en poog verschillende teksten te schrijven die het conflict onder woorden proberen te brengen dat ik voel met hun verhalen, maar het lukt me niet.
En tijdens dit hele proces, en het jaar daarvoor, lag Weg Met Eddy Belleguele op mijn bureau als een leidraad. Ik pak het boek, zoek een specifieke anekdote die ik in gedachte heb, schrijf ‘m om, gebruik ‘m, en breng het alsof het mijn verhaal is.
Ik laat vervolgens in de solo de tegenstrijdigheid zien van de verhalen mijn juffen die als geluidsfragmenten worden afgespeeld, en mijn verhaal, Édouards verhaal, dat ik zelf uitspreek. Uit mijn verhaal blijkt dat mijn geaardheid wel degelijk problematisch was, dat ik werd gepest en verteerd door zelfhaat.
En door dat te doen, door Édouards verhaal te gebruiken, kom ik langzaam maar zeker bij mijn waarheid, die ik ook uitspreek in de voorstelling: Hoewel Édouards verhaal niet mijn verhaal is, is het wel mijn verhaal. In Weg Met Eddy Belleguele zag ik namelijk voor het eerst mijn strijd weerspiegeld. Édouard en ik hebben precies dezelfde ontwikkeling doorgemaakt. Allebei hebben we als kind gevochten en gevochten om niet homo te zijn.
Om dit bereiken hebben we allebei verwoeds geprobeerd om mannelijker te worden: we gingen lager praten, minder met onze handen bewegen als we spraken, vrouwelijke hobby’s die we hadden afzweren, minder met meisjes spelen, ons meer voor voetbal interesseren. We hoopten allebei dat er ergens een school bestond die ons tot hetero zou omtoveren. Af en toe de illusie dat het gelukt was, dat we genezen waren. Waarna de teleurstelling en de wanhoop volgden als dat toch niet zo bleek te zijn.
Maar waar Édouard een gewelddadige omgeving had om die geïnternaliseerde homofobie te verklaren, had ik alleen maar mezelf iets te verwijten. Ik ging immers naar school in Amsterdam Oud-Zuid, groeide op in een totaal ander sociaal milieu, intellectueel en liberaal. Maar toch, op ongeveer 400 kilometer afstand van elkaar, de afstand tussen Hallencourt, het dorp waar Édouard opgroeide, en Amsterdam, en rond precies dezelfde tijd, we zijn even oud, voerden we hetzelfde gevecht met onszelf. En ik had alleen maar mezelf iets te verwijten.
Dat dacht ik. Maar van Édouard leerde ik dat mijn geïnternaliseerde homofobie, het geweld dat ik mezelf aandeed, net zo goed het gevolg was van een systeem dat aanzette tot schaamte. Onze systemen verschilden in hun opzet, bespelers en uitkomst, maar allebei leidden ze tot geweld. Geweld, zo heb ik van Édouard geleerd, manifesteert zich in vele vormen.
Je hebt ooit gezegd, Édouard, dat je je jeugd niet echt hebt meegemaakt. Of dat je ‘m maar op één manier hebt meegemaakt. En dat schrijven helpt om je jeugd opnieuw te beleven, op een nieuwe manier, vanuit een ander perspectief. Om, naast al de pijn, de liefdevolle interacties die je met je vader had en die je indertijd niet zag, wel te kunnen ervaren. Om de machteloosheid van je moeder te zien, maar waar je indertijd geen idee van had.
Jij laat je licht schijnen op stemmen en verhalen die normaal in het duister blijven. Die niet weten dat er voor hen een weg naar de literatuur is; op de mensen die buiten de geschiedenis, buiten de literatuur en buiten de samenleving worden gehouden.
Hoe persoonlijker hoe universeler. Dat heb ik van jou geleerd. Tenminste, ik dacht dat het dat was. Maar nu zie ik in dat het meer is dan dat.
Het is eerder zo: hoe persoonlijker, hoe eerlijker, hoe kwetsbaarder, des te groter de maatschappelijke verandering die we teweeg kunnen brengen. Des te groter de kans dat onze persoonlijke revolutie, een grootse verandering die zich afspeelt in het binnenste van ons lichaam, oneindig ingezoomd, teweeggebracht door het lezen van een boek op een zolderkamertje in Maastricht, een universele revolutie wordt. Het is niets minder dan een revolutie om jouw verhaal, datgene waarvan je dacht dat je de enige was die daar mee worstelde, voor het eerst weerspiegeld te zien. In taal. Een boek. Een leven.
Een leven dat in staat is gebleken om giftige gewelddadige systemen te ontworstelen, en beetje bij beetje, ze omver te werpen.'
Florian Myjer