Bachs Weihnachtsoratorium
- Concerten
- Bachs Weihnachtsoratorium
Kerst 1734 moet voor de kerkgangers in Leipzig een bijzondere belevenis geweest zijn. Voor zes feestdagen, van Eerste Kerstdag tot Driekoningen, componeerde Bach evenzoveel feestelijke cantates. Gebundeld als het Weihnachts-Oratorium is het nog steeds de meest gespeelde kerstmuziek aller tijden. Solisten, koor en orkest van de Nederlandse Bachvereniging laten er in dit concert vier horen. Barokspecialist Lars Ulrik Mortensen is bepaald geen onbekende bij de Nederlandse Bachvereniging. Al heel wat jaren heeft hij er als gast een groot aantal producties vanachter het klavecimbel geleid.
Luister naar Prelude, de digitale inleiding van het AVROTROS Vrijdagconcert
Prelude: Bachs Weihnachts-Oratorium (13 december 2024) - AVROTROS Vrijdagconcert
Om deze inhoud te tonen moet je toestemming geven voor social media cookies.
Weihnachtsoratorium
Weihnachtsoratorium BWV.248 - Cantate nr.1 - compleet
Johann Sebastian Bach
Uitvoerenden: Carine Tinney (sopraan), Alex Potter (countertenor), Daniel Johannsen (tenor), Tomás Král (bariton), Lars Ulrik Mortensen (Dirigent), Nederlandse Bachvereniging
Weihnachtsoratorium BWV.248 - Cantate nr.4 - compleet
Johann Sebastian Bach
Uitvoerenden: Carine Tinney (sopraan), Alex Potter (countertenor), Daniel Johannsen (tenor), Tomás Král (bariton), Lars Ulrik Mortensen (Dirigent), Nederlandse Bachvereniging
Weihnachtsoratorium BWV.248 - Cantate nr.5 - compleet
Johann Sebastian Bach
Uitvoerenden: Carine Tinney (sopraan), Alex Potter (countertenor), Daniel Johannsen (tenor), Tomás Král (bariton), Lars Ulrik Mortensen (Dirigent), Nederlandse Bachvereniging
Weihnachtsoratorium BWV.248 - Cantate nr.6 - compleet
Johann Sebastian Bach
Uitvoerenden: Carine Tinney (sopraan), Alex Potter (countertenor), Daniel Johannsen (tenor), Tomás Král (bariton), Lars Ulrik Mortensen (Dirigent), Nederlandse Bachvereniging
vrijdag 13 december 2024
OmroepAVROTROS
ComponistenJohann Sebastian Bach
UitvoerendenCarine Tinney (sopraan), Alex Potter (countertenor), Daniel Johannsen (tenor), Tomás Král (bariton), Lars Ulrik Mortensen (Dirigent)
EnsemblesNederlandse Bachvereniging
TijdperkenHoog barok
LocatieTivoliVredenburg, Utrecht
Programmatoelichting
Het is, samen met Händels Messiah, waarschijnlijk de muziek die rond Kerstmis het meeste wordt uitgevoerd: Bachs Weihnachtsoratorium. Hoewel een oratorium? Eerder is het een set van zes cantates om de geboorte van Jezus luisterrijk te omlijsten. Belangrijker dan de vraag hoe je het noemt is de reputatie van de Nederlandse Bachvereniging: zij geldt al sinds jaren als uitgelezen vertolker van Bachs monumentale cyclus. Onder leiding van Lars Ulrik Mortensen staan zij en de solisten garant voor een feestelijke opmaat tot het Kerst-feest: ‘Jauchzet, frohlocket’!
De kerkmuziek van Johann Sebastian Bach kun je onmogelijk los zien van de lange periode die hij in Leipzig heeft doorgebracht, van 1723 tot aan zijn dood in 1750. In zijn tijd daar componeerde hij een grote hoeveelheid muziek voor alle vier de grote kerken, waaronder uiteraard de Thomaskirche. En als een set van zes werken ontstond in 1734 het Weihnachtsoratorium. Maar een oratorium? Nou, aan het signalement van een oratorium voldoet deze cyclus niet helemaal – daarover later meer. Dat Bach in Leipzig zou blijven was overigens allerminst zeker, want hij was niet gelukkig met de middelen die hij er kreeg. Zijn onvrede was op een gegeven moment zo groot dat hij uit de Hanzestad wilde vertrekken. In een brief van 28 oktober 1730 aan zijn jeugdvriend Georg Erdmann schetst Bach dat zijn vertrek, zeven jaar eerder, vanuit het hof van Cöthen naar Leipzig vooral was ingegeven door noodzaak, meer dan door een behoefte zijnerzijds. Hij solliciteert in deze brief aan zijn vroegere vriend dan ook expliciet naar een andere functie. Zou Erdmann daar iets in kunnen betekenen? Die bekleedde namelijk op dat moment de functie van Russische gezant in Danzig.
In zijn brief schreef Bach: “Omdat ik evenwel tot de bevinding ben gekomen dat deze functie (1) geenszins zo gunstig is als men mij heeft beschreven, (2) veel bij-komende verdiensten wegvielen, (3) Leipzig een bijzonder dure stad is om in te wonen en (4) er een eigenaardige overheid in functie is die de muziek een weinig warm hart toedraagt, en zodoende vrijwel voort-durend ergernis, jaloezie en vervolging mijn deel zijn, ben ik genoodzaakt met bijstand van de Allerhoogste mijn geluk elders te beproeven.”
De smeekbede had geen gevolg: Bach bleef zijn verdere leven in Leipzig en we hebben geen weet van serieuze gesprekken over andere posten. Maar de brief werpt een duidelijk licht op zijn frustratie. Bachs onvrede had niet te maken met een enkel specifiek punt, eerder ging het om een veelheid aan factoren. Het heeft er alle schijn van dat hij zich nogal had verkeken op de feitelijke gang van zaken in de Hanzestad. Er werd van hem verwacht dat hij ook Latijnse les gaf. En die school kampte met een nijpend ruimtegebrek. Zo moesten in één lokaal drie klassen tegelijkertijd les krijgen, terwijl die ruimte ook nog eens als eetzaal moest dienen. En dan was er Bachs ontevredenheid met zijn salaris, vergeleken met wat hij in Cöthen verdiend had. Maar het meeste stoorde Bach zich wellicht aan het gebrek aan discipline dat er heerste en het lage muzikale niveau. En om de situatie nog gecompliceerder te maken was Bach aan verscheidene autoriteiten verantwoording schuldig. Een en ander resulteerde in een reeks van sluimerende conflicten die in de loop van de jaren twintig escaleerden. Uiteindelijk schreef Bach op 23 augustus 1730 een uitgebreide brief aan het stadsbestuur, met als aanhef ‘Kort, maar hoogst noodzakelijk verslag over het uitvoeren van goede kerkmuziek, benevens enkele onbevooroordeelde bezwaren tegen het verval daarvan’. De lijvige brief vormt een belangrijke bron voor de uitvoeringspraktijk van Bachs muziek; de componist spreekt zich heel expliciet uit over aantallen zangers en instrumentalisten waarover hij zou willen beschikken. Voor zover we weten verwaardigde het stadsbestuur zich niet rechtstreeks te reageren op Bachs smeekbede en nauwelijks twee maanden erna schreef Bach de eerder geciteerde brief aan Erdmann in een poging zijn leven een andere wending te geven. Een eventueel antwoord van zijn jeugdvriend is overigens niet bewaard gebleven. Bach schikte zich in zijn situatie en zo ontstond in de daaropvolgende jaren een aantal grootschalige kerkmuziekwerken. Zo zou hij nog verder werken aan de Johannes- en de Matthäus-Passion, die reviseren, een (verloren gegane) Markus-Passion schrijven, de Hohe Messe verder aanvullen en, in 1734, het Weihnachtsoratorium componeren.
Ook leuk:
Altijd Weer Die Bach
Een oratorium?
Dit oratorium voor Kerstmis dus. Nou ja, een oratorium… Bachs zes cantates ‘Für die heilige Weynacht’ kennen, anders dan een ‘echt’ oratorium, geen uniform en afgerond verhaal. Bovendien heeft de cyclus, veel minder dan de Passies, slechts een summiere dramatische aanzet tot dialogen tussen de verscheidene personages en legt daarmee het accent veel meer op het bespiegelende. Ondanks het ontbreken van een eenduidige en heldere dramatische context zijn de cantates wél alle zes gecentreerd rond het geboortefeest; bovendien vervullen ze een liturgische functie op de zes hoogtijdagen waarvoor ze geschreven waren. Met hun feestelijke teksten, zoals al meteen aan het begin gedemonstreerd met het ‘Jauchzet, frohlocket! Auf preiset die Tage’, bieden ze uitgelezen mogelijkheden voor een feestelijke verklanking. Vanavond klinkt deze eerste cantate voor Eerste Kerstdag, en daarna de drie cantates 4, 5 en 6, bestemd voor respectievelijk Nieuwjaarsdag, de eerste zondag in het nieuwe jaar en de afsluitende voor Driekoningen. Dat het Weihnachts-Oratorium overigens een cantate kent voor de eerste zondag in het nieuwe jaar heeft alles te maken met het feit dat de cyclus ontstond voor de kerstperiode in 1734-35. Toen was er geen zondag tussen Kerst en Nieuwjaar, omdat Tweede Kerstdag op een zondag viel – vandaar dat in plaats daarvan een cantate werd toegevoegd voor 2 januari, de eerste zondag na Nieuwjaar.
Parodie
In zijn Weihnachtsoratorium maakt Bach veelvuldig gebruik van de parodietechniek. Een verwarrende term wellicht omdat in het huidige taalgebruik de term parodie verwijst naar een ‘boertige nabootsing […] waarbij vorm en toon min of meer behouden blijven, maar de stof zo wordt ingekleed dat het effect lachwekkend is’. In de muziektheorie heeft het woord een heel andere betekenis. Het woord ‘parodie’ is daar niet verwant aan het Griekse π, maar ontleend aan het woord π, letterlijk ‘naast (dat wil zeggen: niet behorend bij) het gezang’. In die zin verwijst de term naar de compositietechniek waarbij bestaand materiaal hergebruikt werd voor een nieuwe compositie. Met name sinds de zestiende eeuw was dat een populair uitgangspunt geworden van componisten; vaak werd een bekende melodie als uitgangspunt genomen voor met name miszettingen (zo zijn er niet minder dan 40 missen bewaard gebleven op het populaire L’homme armé-gegeven). In een tijd waarin zaken als auteursrecht of plagiaat nog geen rol speelden en de status van een kunstwerk als iets origineels en unieks zich nog niet had uitgekristalliseerd, was het de normaalste zaak van de wereld dat componisten teruggrepen op bestaand materiaal. Zo bestudeerde en bewerkte Bach zelf een groot aantal werken van Antonio Vivaldi en greep hij in zijn eigen werk ook vaker terug op eerdere composities. Het Weihnachts-Oratorium kun je een schoolvoorbeeld noemen van het parodieprocédé, met vooral sterke verwijzingen naar wereldlijke cantates. Zo vinden we niet minder dan zes ontleningen aan Hercules auf dem Scheidewege (BWV 213) in de eerste vier cantates van het Weihnachts-Oratorium. Uit de cantate Tönet, ihr Pauken, erschallet (BWV 214) treffen we in de eerste drie cantates van het Weihnachts-Oratorium vier ontleningen aan, waaronder het openingskoor Jauchzet, frohlocket. Een deel uit de cantate Preise dien Glücke, gesegnetes Sachsen (BWV 215) stond model voor de aria Erleucht’ auch meine finstre Sinnen uit de vijfde cantate, terwijl de verloren gegane kerkelijke cantate BWV 248a in zijn geheel uitgangspunt kan zijn geweest voor de zesde cantate uit het Weihnachts-Oratorium. Op de laatste cantate na zijn het overigens allemaal werken die ontstonden voor het vorstenhuis van Saksen in de jaren 1733 en 1734. Bach greep wat dat betreft dus vaak terug op zichzelf maar, zoals gezegd, was dat gangbaar in een tijd waarin muziek vaak maar eenmalig tot klinken kwam. Dat latere tijden daar anders tegenaan keken, wordt duidelijk uit wat Wilhelm Rust erover zegt. Deze Rust (1822-1892) was hoofdredacteur van de Bach-Gesamtausgabe, en hij moest niets hebben van het door hem bij het Weihnachts-Oratorium veronderstelde hergebruik van geestelijke muziek voor wereldse doeleinden en velde als oordeel: ‘Wat echt kerkelijk is, moet kerkelijk blijven’. Kun je het mee eens zijn of niet, maar pas ná Rust werd duidelijk dat de route dus omgekeerd was geweest. Bovendien: wat is er nu op tegen om muziek van een zó hoge kwaliteit vaker dan eenmalig te gebruiken?
Nog een luistertip:
Meer dan Matthäus
De tekst
De vraag wie de tekstdichter van de cyclus is kan niet met zekerheid beantwoord worden. Vaker is Picander genoemd, maar dan blijft merkwaardig dat het Weihnachtsoratorium ontbreekt in de toentertijd onder zijn naam gepubliceerde werken. Vóór het auteurschap van Picander pleit dat er gedeeltelijk tekst moest worden vervaardigd bij reeds geschreven muziek: dat de tekst qua aantal lettergrepen en gemoedsstemming daarbij naadloos moest aansluiten maakt een intensieve samenwerking tussen dichter en componist waarschijnlijk. Zo’n intensieve samenwerking hadden Bach en Picander inderdaad. Picander – pseudoniem van Christian Friedrich Henrici – leefde van 1700 tot 1764 en woonde een groot deel van zijn leven in Leipzig. Hij schreef gedichten en teksten voor cantates, en geniet zijn grootste bekendheid als tekstdichter van Bachs Matthäus-Passion. De grote Bach-wetenschapper Christoph Wolff opperde dat Bach, in overleg met de tekstdichter, wellicht deze parodieën als een soort ‘tandem’ schreef, met andere woorden niet echt ná elkaar, maar eerder tegelijkertijd, als een soort middel om tegelijkertijd twee heren te dienen, zowel de wereldlijke van Saksen als de hemelse.
Eerste uitvoering
Met de uitvoeringen vanaf 25 december 1734 van het eerste deel (‘s ochtends in de Leipziger Nicolaikirche en ‘s middags in de Thomaskirche) beleefde het Weihnachts-Oratorium zijn doop. Over de wijze waarop de muziek tot klinken kwam, zijn we slechts zijdelings geïnformeerd. Uit de onvrede die Bach echter enkele jaren eerder had geformuleerd in zijn brief aan het stadsbestuur van Leipzig kan worden afgeleid dat hij wel het een en ander aan te merken had op de omstandigheden waaronder hij moest werken. Niet alleen de omvang ervan stimuleerde hem tot wijzigingsvoorstellen, maar hij was evenmin te spreken over de kwaliteiten van bepaalde musici: ‘Mijn bescheidenheid verbiedt het me om maar iets naar waarheid te vertellen over hun kwaliteiten en muzikale kennis. Men moet echter in aanmerking nemen dat ze deels al met pensioen zijn, deels niet de oefening hebben die gewenst zou zijn.’ Het valt daarom niet aan te nemen dat het Weihnachts-Oratorium bij zijn première de uitvoering kreeg die Bach graag gehoord had, laat staan eentje die dit monumentale werk verdient.
(tekst door Frits de Haen, bron: tivolivredenburg.nl)
Nederlandse Bachvereniging
foto: TivoliVredenburg
Opgericht in 1921 om de Matthäus-Passion uit te voeren in de Grote Kerk in Naarden, is de Nederlandse Bachvereniging uitgegroeid tot een vocaal-instrumentaal ensemble van internationale betekenis. De groep werd achtereenvolgens geleid door Johan Schoonderbeek, Evert Cornelis, Anthon van der Horst, Charles de Wolff, Jos van Veldhoven en Shunske Sato. Het gedachtegoed van nieuwe generaties leidt steeds tot veranderende invalshoeken. Onder de gastdirigenten waren Peter Dijkstra, Iván Fischer, Václav Luks, Lars Ulrik Mortensen, Hans-Christoph Rademann, Ed Spanjaard en Masaaki Suzuki.
De Nederlandse Bachvereniging voert het repertoire van Johann Sebastian Bach, tijdgenoten en geestverwanten uit op historische instrumenten. Met educatieve projecten, talentontwikkeling en rond de zestig projecten per jaar geeft het ensemble invulling aan haar missie: Bach voor iedereen. Daarnaast kunnen muziekliefhebbers over de hele wereld gratis genieten van All of Bach: het YouTube-kanaal van de Bachvereniging vol hoogwaardige opnames van Bach’s muziek.
Lars Ulrik Mortensen
foto: TivoliVredenburg
De Deen Lars Ulrik Mortensen (1955) maakte aanvankelijk furore als klavecinist. Na zijn opleiding aan het Koninklijk Conservatorium van Kopenhagen, kreeg hij les van Trevor Pinnock in Londen, verwierf hij bekendheid o.a. met zijn interpretatie van Bachs Goldbergvariaties en maakte hij prijswinnende cd-opnames. Hij was klavecinist in befaamde ensembles als London Baroque en Collegium Musicum 90 en doceerde aan instituten als de Hochschule für Musik in München, het Mozarteum Salzburg en The Juilliard School of Music in New York.
Mortensen is meer dan 25 jaar actief als dirigent en werkt al bijna twintig jaar uitsluitend met ensembles die op historische instrumenten spelen. Hij toerde over de hele wereld en speelde met een aantal van de meest prominente internationale oudemuziekensembles, waaronder het Irish Baroque Orchestra, Collegium 1704 en De Nederlandse Bachvereniging. Sinds 1999 is hij muzikaal en artistiek leider van het vooraanstaande Concerto Copenhagen (‘CoCo’). In 2007 ontving hij de meest prestigieuze muziekprijs van Denemarken, de Léonie Sonning Music Award, en in 2022 werd hij DR P2 Artiest van het Jaar. Lars Ulrik Mortensen en de Nederlandse Bachvereniging speelden al veelvuldig samen; hij leidde meerdere producties vanaf het klavecimbel, waaronder de Matthäus-Passion (2009) en de Derde en Vierde orkestsuite (2017, opgenomen voor All of Bach). Voor All of Bach nam hij als klavecinist BWV 922 en BWV 989, en twee Concerten voor drie klavecimbels (BWV 1063 en 1064) op.
Carine Tinney
foto: TivoliVredenburg
De Schots-Maltese sopraan Carine Tinney studeerde zang in Edinburgh en aan de Hochschule für Musik Detmold, waar ze haar masters in opera en liedzang behaalde. Tinney is gespecialiseerd in het barokrepertoire, waarmee ze in Europa, Engeland en de Verenigde Staten veelvuldig als soliste optreedt, onder andere met dirigenten als Helmuth Rilling, Jeannette Sorrell, Emmanuelle Haim, Attilio Cremonesi and Jonathan Cohen. Sinds 2019 maakt ze deel uit van het ensemble Sollazzo, waarmee ze repertoire uit de middeleeuwen en de renaissance uitvoert in Europa, de Verenigde Staten en Azië.
Tinneys operahoogtepunten zijn onder meer de rol van Pamina in Mozarts Zauberflöte en de titelrol van Massenets Cendrillon bij het Landestheater Detmold. In 2019 maakte ze haar debuut bij de Opera de Lille, in een productie van Purcells Indian Queen o.l.v. Emmanuelle Haïm. Tinney was prijswinnaar bij het bij het Liedconcours van de Internationale Hugo-Wolf-Akademie in Stuttgart en het Alumni/ASTA Concours voor Liedzang.
Alex Potter
foto: TivoliVredenburg
Alex Potter begon zijn muzikale carrière als jonge zanger aan South-wark Cathedral in Londen. Hij ging muziek studeren in Oxford en vervolgde zijn opleiding tot zanger aan de Schola Cantorum Basiliensis bij Gerd Türk en Evelyn Tubb. Alex Potter is niet alleen een groot liefhebber en kenner van de muziek van Bach en Händel, hij biedt ook graag het onbekender repertoire een podium. Als zanger werkte Potter met dirigenten als Thomas Hengelbrock, Lars Ulrik Mortensen, Jordi Savall, Jos van Veldhoven en Peter Neumann. Sinds enige tijd neemt hij ook regelmatig zelf de muzikale leiding op zich, zoals bij het AVROTROS Kerstconcert van 2023. Potter is een graag geziene gast bij de Nederlandse Bachvereniging; hij is als solist te zien en horen in veel All of Bach-opnames, waaronder de Matthäus-Passion en vele cantates, waaronder BWV 13, 60, 109, 147, 196.
Daniel Johannsen
foto: TivoliVredenburg
Daniel Johannsen studeerde kerkmuziek in Graz en zijn geboortestad Wenen, zang bij Margit Klaushofer en liedrepertoire bij Robert Holl. Masterclasses volgde hij bij Nicolai Gedda en Dietrich Fischer-Dieskau. Hij is een fervent Liedzanger en zong in opera’s van Händel, Mozart en Britten bij de Weense Volksoper, Oper Leipzig, Staatstheater am Gärtnerplatz München en Oper Bonn.
The Philadelphia Inquirer roemde hem als een van de beste oratoriumzangers van Europa vanwege zijn ‘subtiele en oprechte gevoel voor expressie’. Johannsen was als solist te gast op het Beethovenfest Bonn, het Bachfest Leipzig, Styriarte Graz en het Enescu Festival in Boekarest; hij werkte samen met de Staatskapelle Dresden en het Freiburger Barockorchester en met dirigenten als Nikolaus Harnoncourt en Philippe Herreweghe. Johansson is een veelgevraagd Bachzanger. Met de Nederlandse Bachvereniging maakte hij regelmatig opnamen voor All of Bach, onder anderen als Evangelist in de Johannes-Passion en als solist in Cantates BWV 118, BWV 48, BWV 103 en BWV 140.
Tomáš Král
foto: TivoliVredenburg
De Tsjechische bariton Tomáš Král zingt sinds 2005 bij veel van de bekendste oude-muziekensembles, waaronder Collegium 1704, Collegium Marianum, La Venexiana, Il Gardellino, Holland Baroque, B’Rock Orchestra, Wrocaw Baroque Orchestra, Les Muffatti, Dunedin Consort en Ensemble Pygmalion. Hij heeft een grote voorliefde voor het barokrepertoire, in het bijzonder het Tsjechische. Král heeft opgetreden op het Praagse Lentefestival, de Dresdner en Salzburger Festspiele, de festivals van La Chaise-Dieu, Ambronay, Sablé, en de Oude Muziek Festivals in Brugge en Utrecht en in het Weense Konzerthaus, de Wiener Musikverein, de Wigmore Hall, BOZAR in Brussel, Elbphilharmonie Hamburg, Versailles – Chapelle Royale en Philharmonie de Paris.